regel 4      
                         
        Het bepalen van rangorde gebeurt eerder in spel dan in echte gevechten.    
                         
   

In een natuurlijke roedel.

In een natuurlijke roedel (met alleen honden) word er gespeeld met elkaar om een aantal redenen. Voor jonge honden is deze reden om te leren in een groep te leven en zo langzaam te ontdekken welke rang ze hebben. Onze huishonden leven niet meer volgens de harde wetten van de natuur en blijven hierdoor tot op hoge leeftijd speels. Honden in een roedel hebben weinig tijd om met rangorde bezig te zijn omdat de jacht ook een groot deel inneemt. Ook zijn ze aangewezen op de roedel om te kunnen overleven. Om deze redenen zie je de honden veel meer met elkaar spelen dan dat er een daadwerkelijk gevecht uitbreekt. In een gevecht kun je immers gewond raken en dat is nadelig voor het succes van de jacht. Maar toch komt het nog al eens voor dat onze huishonden elkaar in de haren vliegen. Het vechten wat wij op straat zien met onze huishonden heeft niets te maken met rangorde. Deze honden behoren immers niet tot een zelfde roedel. Wat je dan ziet is territorium drift. De hond verdedigd op dat moment een territorium. Bij honden die hoger in rang staan dan de baas kan dit ook de baas zelf zijn (verdedigen van de roedel), of als ze alleen zijn zonder baas het verdedigen van hun "eigen"ruimte (persoonlijke zone). Natuurlijk kan het ook geconditioneerde agressie zijn (wat in de meeste gevallen zo is), en in dit geval is het aangeleerd gedrag/een aangeleerd kunstje.

Bij mensen.

Dit gedrag zien we ook bij mensen en dan vooral bij kinderen. Als je een groep kinderen bij elkaar zet op een schoolplein (in de pauze bijvoorbeeld) dan zie je al heel snel wie de aanvoerder is. Dit kind neemt de leiding in het spel. Hij of zij bepaald wat er gespeeld word, wie er mee mag doen en wanneer er met spelen gestopt word.

Hoe passen we deze regel toe met een hond in ons gezin.

Als je met een hond speelt moet je in je achterhoofd houden dat de hond constant bezig is met zijn rangorde. Het is dus erg belangrijk dat jij als alfa bepaald wanneer er gespeeld word, hoe er gespeeld word en wanneer het stopt. Ga dus niet in op de hond als deze jou met zijn speeltje uitdaagt tot spelen. Bij een hele onzekere hond kun je dit weer wel doen om hem zelfverzekerder te maken. Het is handig om een "speciaal" speeltje te hebben wat ergens ligt waar de hond er niet bij komt. Dit speeltje is van jou, van de alfa. Mocht je hond niet ophouden met uitdagen dan kun je opstaan en dit speeltje pakken en er zelf even meespelen en zo de hond uitdagen tot spelen (dit kan trouwens altijd op elk moment). Je houd de hond dan als het ware een spiegel voor. Jij hebt dan alsnog bepaald dat je met dat bepaalde speeltje wil spelen. Ook belangrijk is dat jij bepaald wanneer het spel stopt. Met een commando los of klaar kun je het speeltje afnemen en de hond de rug toe keren (negeren) en het speeltje weer opbergen en verder gaan met de normale orde van de dag. Redenen om te stoppen zijn, als je dat gewoon besluit, als de hond het initiatief van het spelen overneemt (hij gaat er vandoor met het speeltje en daagt jou uit om hem te vangen), als de hond jou gaat domineren (als speels grommen omslaat in agressie grommen, zijn lippen optrekt, hard gaat bijten etc.)

 

Wat je nooit mag doen!

Laat je hond nooit een trek of apporteer spelletje domineren. (Een uitzondering hierop is als je hond erg onzeker van zichzelf is en je hem hierdoor een overwinningsgevoel mee wil geven wat zijn rang een boost omhoog geeft. Bedenk wel dat je hoe dan ook het laatste spel wint en bepaald wanneer de laatste keer is).

Laat je hond nooit bepalen wat of hoe er gespeeld word. Die beslissing is alleen voor de alfa.

 

 
                         
                     
            regel 5